Hand-out BOA-Examen.nl:

Staatsrecht

Leestijd: 4 minuten

Voorafgaand aan het staatsrecht gelden de regels van het statuut van het Koninkrijk en internationale verdragen. Van de tot stand koming van onze bevoegdheden ligt de basis in het staatsrecht. Hierbij wordt het duidelijk wie welke regels maakt en hoe deze personen tot dit recht komen om dat te doen.

Nederland is een staat. Er zijn 3 fundamentele zaken die belangrijk zijn om een staat te kunnen zijn. Er moet allereerst een grondgebied zijn. Op dat grondgebied moet bevolking leven en die bevolking moet bestuurd worden door een overheidsgezag. Nederland heeft eigen grondgebied aangegeven door grenzen. Binnen die grenzen woont/leeft bevolking en wij hebben een parlement, als overheidsgezag, die ons land bestuurd.

Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dit betekend dat we naar het buitenland (extern) toe treden als één land (de eenheidsstaat). Intern zijn echter de bevoegdheden om regels te maken onderverdeelt in lagen (de decentralisatie). De lagen die bevoegd zijn om regels te mogen maken noemen we ook wel de wetgevende macht. De decentralisatie in Nederland kent 3 lagen. Laag 1 is de centrale overheid (ook wel het rijksniveau genoemd)/ Laag 2 is de provincie en de 3e laag is de gemeente en het waterschap.

Op rijksniveau spreken we van de Eerste en Tweede Kamer, ook wel Staten Generaal genoemd. Zij maken samen met de regering (Koning en ministers) de wetten in Nederland. Deze wetten gelden voor iedereen in heel Nederland. Deze wetten noemen we wetten in formele zin en zijn gemakkelijk te herkennen aan het letterlijke woord ‘WET’ wat er in voorkomt. Denk aan de Leerplichtwet, Opiumwet etc. Het recht om een wetsvoorstel in te dienen heet amendement.

Er kunnen ook andere landelijk geldende regels zijn die niet verwerkt zijn in een wet maar in een maatregel. Dit noemen we dan wetten in materiele zin. Denk hierbij aan een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). De regel geldt voor heel Nederland maar is gemaakt door alleen de regering. Verder zijn er nog de ministeriele regeling, die alleen door de minister is bepaald. De Provinciale-, de Gemeentelijke verordeningen en de verordeningen van de Waterschappen.

Op provinciaal niveau (de 2e laag) hebben de Provinciale Staten deze wetgevende macht. Zij bepalen in provinciale verordeningen wat er wel en niet mag in de provincie. Deze regels kunnen dus per provincie anders zijn. Het belangrijkste is dat deze regionale regels niet in strijd mogen zijn met landelijke regels.

De 3e laag in de decentralisatie bestaat uit de gemeente en het waterschap. Deze staan gelijk aan elkaar. In de gemeente bepaald de gemeenteraad wat er in de Algemene Plaatselijke Verordening komt en voor het waterschap geldt dat het bestuur bepaald wat er in een keur staat. Voor beiden geldt dan wel weer dat deze niet in strijd mogen zijn met provinciale verordeningen en/of landelijke wet en regelgeving. Al deze regels zijn overigens bij overtreding strafbaar te stellen.

Het bestuur in Nederland (de regeringsvorm) is de Koning samen met gekozen volksvertegenwoordiging. We noemen dit een erfelijke constitutionele monarchie met een parlementair stelsel. Wat betekend dat in de Grondwet is opgenomen dat wij een monarchie (koningshuis) hebben wat middels erfopvolging overgaat en dat de Koning het land bestuurt samen met personen die door het volk gekozen zijn. Deze gekozen volksvertegenwoordiging is weer onder te verdelen in de regering en de Staten Generaal. Gezamenlijk vormen zij het volledige bestuur van Nederland. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de regering.

Deze bestaat weer uit de Koning en de ministers. De Koning geniet volledige onschendbaarheid. Dat houdt in dat er een ministeriele verantwoordelijkheid is. De premier is dus verantwoording schuldig aan het volk voor datgene wat de Koning doet of zegt.

Het bestuur in een provincie bestaat uit de Commissaris van de Koning ( de hoogste rijksambtenaar in de provincie), de Gedeputeerde Staten en de Provinciale Staten. De Commissaris van de Koning wordt benoemd bij Koninklijk besluit voor de duur van 6 jaar. Herbenoeming is hierbij mogelijk. Hij/zij behoort niet tot de Provinciale Staten maar wel tot de Gedeputeerde Staten. In Nederland zijn er 12 provinciën.

De Provinciale Staten worden om de 4 jaar direct gekozen door de inwoners van de provincie. Om te mogen stemmen moet men 18 jaar of ouder zijn, de Nederlandse nationaliteit hebben en niet uitgesloten zijn van kiesrecht. In Nederland heeft namelijk iedereen die hieraan voldoet volgens de Grondwet actief en passief kiesrecht. Actief om te kiezen en passief om gekozen te worden.

Eénmaal gekozen in de Provinciale Staten dan kiezen zij uit hun midden de leden voor de Gedeputeerde Staten en benoemen deze voor de duur van 4 jaar als Gedeputeerden. Zij verlaten daarbij de Provinciale Staten en hebben geen wetgevende bevoegdheid meer. Zij vormen samen met de Commissaris van de Koning vervolgens de uitvoerende macht in de provincie.

Naast deze verantwoordelijke taak heeft de Provinciale Staten ook nog als taak om via de indirecte verkiezingen, volgens het getrapte model, de leden van de Eerste Kamer te kiezen. Dat gaat gewoon via een kieslijst van kandidaten en is voor de duur van 4 jaar. Het getrapte verkiezingsmodel betekend dat de kiesgerechtigde de vertegenwoordiging kiest en die vertegenwoordiging kiest op hun beurt namens hun kiezers de leden van bijvoorbeeld de Eerste Kamer.

Het bestuur in de gemeente bestaat uit de Burgemeester, het college van Burgemeester & Wethouders en de gemeente raad. De burgemeester wordt gekozen door de gemeente raad en voorgedragen voor benoeming bij de Koning. De benoeming is dus bij Koninklijk besluit voor de duur van eveneens 6 jaar. In Nederland hebben wij 355 gemeenten.

De burgemeester hoort niet bij de gemeenteraad maar wel bij het college van Burgemeester en Wethouders. De wethouders worden weer benoemd door de gemeenteraad voor 4 jaar.
De gemeenteraad wordt iedere 4 jaar direct gekozen door de inwoners van de gemeente door, zoals eerder benoemd, het actief stemrecht van de inwoners. De gemeenteraad bepaald dus de regels in de gemeente middels de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

De burgemeester heeft nog een speciale bevoegdheid op basis van de Gemeentewet.
De burgemeester kan namelijk een noodverordening uitvaardigen. Dit kan alleen in het kader van de openbare orde. Denk hierbij aan grote rampen/ongelukken, ernstige wanordelijkheden (rellen) of oproerige bewegingen (demonstraties). Deze verordening moet altijd getoetst worden door de gemeenteraad. In de praktijk gebeurd dit vaak achteraf. Iedereen die deze verordening overtreedt kan daarvoor strafbaar zijn.

Het Waterschap wordt als zodanig niet uitgebreid besproken. Het belangrijkste om te weten is dat het Waterschap ook verordeningen kan/mag maken. Dit noemen we keuren. De keur is een verordening met de regels die een waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. De leden van het Waterschap worden ook iedere 4 jaar actief gekozen door de inwoners van het gebied van het Waterschap.
In Nederland hebben wij 21 Waterschappen.

Studiemiddelen

Naast deze gratis handout bieden we ook andere studiemiddelen aan, zoals de BOA-Compact. Hierin vind je alle informatie die je nodig hebt om je examen succesvol af te leggen. Heb je nog vragen? Verken dan onze zelfstudietrainingen, die een breed scala aan onderwerpen behandelen. Loop je toch nog ergens tegenaan? Maak dan gebruik van ons gratis online vragenuur met een ervaren docent, dat plaatsvindt op de 1e en 3e woensdag van elke maand. Ook kun je een persoonlijke 1-op-1 bijles boeken en onze trainingen over persoonlijke groei bekijken.

Chat gratis 24/7 met docent Rob!

Virtueel docent Rob Ai wordt steeds beter! Vraag hem 24/7 al jouw leervragen. Klik rechtsonderin op Rob om een gratis chat te starten.